Het is zondag, het is voor het eerst sinds weken warm en zonnig en we wandelen in en rond Scherpenzeel. Doorgaans een zwijgzame Godsvruchtige Gemeente, en nu de zon voor het eerst zo uitbundig schijnt, is er voor de goede verstaander iets voelbaar van het ‘oprechte opgaan in het paradijs op aarde, de plaats waar zon en schaduw samenvallen’.
Het moet gezegd, de weg weten ze. Loepzuiver geven de bordjes de route aan, en dat voor alle gezindten. Zo zijn ze wel in Scherpenzeel. We passeren glooiende grasvlakten, parende zwanen, blaffende honden en een enkele wandelaar.
Het is een prachtige wandeling, zo’n vijftien kilometer door weilanden, bos en akkers, niets op aan te merken, de route klopt, nergens verkeerd gelopen, en er is precies op tijd een bankje, waar toevallig niemand anders op zit en zo eten we onbekommerd onze bammetjes.
En nu zitten we op het ‘dorpsplein’ van Scherpenzeel na te genieten. Nou ja, plein: alles is kaarsrecht in Scherpenzeel, en op wat nog het meest lijkt op iets ronds, iets, dat ergens anders een plein zou heten, is een café met terras. De banken zijn van hout, de stoelen ook, en de plaatsen in de zon zijn al bezet. Het is er druk. Achter en naast ons bivakkeren dagjesmensen, maar vóór ons hebben we vol zicht op ‘Jong Scherpenzeel’.
Aan een lange tafel zitten tien kakelverse puberjongens. In vol ornaat. Ze zijn rustig. Er wordt niet veel gezegd. Eigenlijk vreemd, praten doen ze niet. Ze maken geen grappen, en al helemaal geen foute grappen. Ze zitten domweg tevreden naast elkaar, met in de handpalm hun smartphone, die ze om de haverklap angstvallig checken. Af en toe laten ze elkaar iets geinigs zien op het schermpje.
Kennelijk is het ornaat het voornaamste. En dat is dik in orde. Ze dragen allemaal hetzelfde uniform: een gewassen spijkerbroek, ‘low waist’, ‘narrow cross’, ‘no mother’s luck’, en ‘underware shown’. Vooral dat laatste is prima belegd bij de Scherpenzeelse jeugd. De onderbroek is ook in Scherpenzeel uitgegroeid tot een waar statement. Op het breedband elastiek zijn titels te lezen als: ‘Streetwise’, ‘Happinezz’ en‘Lisa’s only daughter’. Direct onder het elastiek begint de onderbroek, die zo’n 7,3 centimeter boven de spijkerbroek dient uit te steken in bij voorkeur opvallende kleuren zoals: zuurstokroze, kanariegeel, ferrari-rood of baby-blue.
Vroeger schaamden wij ons dood als iemand onze onderbroek zag.
Inmiddels zijn er vier nieuwe kornuiten aangeschoven. Ze trekken even aan hun broekriem (7,3 cm!), lichten de pijp van hun broek een tikje op (losse veters!), en strijken even door hun geboetseerde haren (coupe under control!).
Ze zijn leuk gecoiffeerd, de jongens. Uren zijn ze bezig geweest om er zo nonchalant mogelijk uit te zien dankzij gelvarianten als : ‘just out of bed’, ‘hungry in the jungle’, ‘recently being shot’ en ‘dig me up before I die’.
De meisjes van Scherpenzeel zitten in een aparte sectie, vlak achter de jongens. Ook zij dragen een uniform: skinny jeans, een kek navelvrij truitje, lang steil blond haar. Ze hebben de jongens alleen maar nodig, om te weten, dat ze aantrekkelijk zijn.
Ze arriveert als laatste. Echt mooi is ze niet, maar ze heeft wel iets: een soort ingestudeerde onbevangenheid, die nauwelijks van echt te onderscheiden is. Ze boft, er is nog één plek over, op een kleine verhoging. Daar strijkt ze neer, om even later heupwiegend binnen een drankje te bestellen. De rust is verdwenen. Er staat een begeerlijk wijfje in de ring. De jongens rechten hun ruggen, ze wegen elkaar, zijdelingse blikken. Joe – van de zuurstokroze onderbroek – geeft haar een vuurtje.
De meisjes negeren haar, hadden ze maar een haakwerkje.