Sinds kort ‘zit ‘ ik op Facebook en met één druk op enter had ik achttien vrienden. Het is een fluitje van een cent. Om de haverklap kun je vrienden worden met vrienden van vrienden, die je zomaar in de schoot worden geworpen en van wie je daarvoor nog nooit had gehoord.
In het echt heb ik er maar een handvol, en dat is al een uitzondering als ik de uitkomst van een wereldwijd wetenschappelijk onderzoek -dat heeft aangetoond dat de mens als soort gemiddeld 1,5 vriend heeft – mag geloven.
Dus bij 3,5 van mijn vrienden moet ik me afvragen of er voldoende wereldburgers zijn, die het gemiddelde compenseren doordat ze – zeg maar – 0 vrienden hebben, of dat ik denk dat ik er 5 heb, maar dat in nood zal blijken dat het er maar 1,5 zijn.
Omdat ik uit een non-social media generatie stam en dus elke spontane affiniteit met de nieuwe media ontbeer, vraag ik me voortdurend van alles af en dat vind ik tot nu toe het meest irritant van het op Facebook ‘zitten’ : om de haverklap doemen er vragen op, waar ik het antwoord niet op weet.
Ik wist bijvoorbeeld niet dat je, als je je eenmaal hebt aangemeld, enthousiaste reacties krijgt van vrienden dat je nu ook op Facebook ‘zit’. En hoezo zitten?
Vroeger had ik een lerares Nederlands, mevrouw Jacobs-Barendse, die zich van alle andere docenten onderscheidde door dagelijks twee loodgieterstassen mee te zeulen van huis naar school en vice versa. Fysiek was zij niet helemaal in orde, het was iets met haar heupen, en het effect was dat zij zich waggelend als een eend voortbewoog met aan elke hand een bovenmaatse tas. Misschien had ze wel van die zware tassen, om met haar heupen in het juiste spoor te blijven.
Onvergetelijk was haar weergave van het gedicht over de Singer naaimasjien. Een gedicht, nee een hommage van Paul van Ostaijen aan de Singer naaimachine.
Deze in kleding en verschijning hopeloos ouderwetse docente leek op te stijgen in het esoterisch niets bij het voordragen van dit gedicht waarvan de betekenis ons als leerlingen totaal ontging.
Wij werden vooral aangetrokken door de vermakelijke combinatie van de opzegging van een ultramodern gedicht dat volledig contrasteerde met de doodordinaire dikke docente met loodgieterstassen als handelsmerk.
Zij zou de term ‘zitten’ te vuur en te zwaard hebben bestreden. Zitten deed je op een zetel en op iets dat virtueel is, kun je helemaal niet zitten. Daar zit wat in, vind ik.
Maar het meest worstel ik op Facebook met de zinsnede ‘vind ik leuk’. In de ‘Dikke van Dale’ betekent ‘leuk’: “grappig, prettig, plezier opleverend.”
Als er één woord aan inflatie onderhevig is, is het wel het woord ‘leuk’. Wie echt ergens iets van wil vinden en het woord ‘leuk’ wil mijden, zou het synoniemen woordenboek moeten raadplegen. ‘Leuk’ is een non-woord geworden.
Maar op Facebook is het woord ‘leuk’ aan een tweede leven begonnen. Als je wilt reageren op een vriend, kun je niet je eigen gemoedstoestand of emotie overbrengen, omdat je geacht wordt onder de knop ‘vind ik leuk’ je reactie te plaatsen.
Laatst zag ik iemand op Facebook, die – ongeneeslijk ziek - zijn vrienden voorbereidde op zijn aanstaande zelfgekozen dood.
Op Facebook stond: 50 mensen vinden dit leuk.