Vandaag moest ik in de bieb zijn om een paar boeken terug te brengen.
Min of meer toevallig viel mijn oog op een paars bord met daarop de tekst ‘condoleance register Prins Friso’.
Ik glipte even binnen in de smaakvol ingerichte ruimte met de stoeltjes Barcelona van Mies Rohe, de serene grijze vitrage, het oranje-gele vloerkleed dat de ruimte kleur geeft en het patchworkachtige textielkunstwerk aan de wand.
Op een kleine verhoging bij het tafeltje staat een foto van Prins Friso. Hij lacht een beetje schalks naar de camera, maar tegelijkertijd houdt hij iets verlegens. Naast het portret staat een uitbundig boeket, in het wit.
Ik ga op de stoel zitten en pak de pen - er liggen er drie -, een paarse en twee blauwe. Het zijn pennen met een reclame opschrift. Voor me ligt het register. Het is losbladig en het net niet witte papier is van een uitstekende kwaliteit, het is stevig. Bestand tegen omkrullen.
Ik lees wat mensen voor mij hebben geschreven. Opnieuw treft mij de variatie in het handschrift, dat net als een vingerafdruk voor ieder mens uniek is. Al lezend realiseer ik me, dat de teksten zelf nauwelijks uniek zijn en dat we eigenlijk maar weinig woorden hebben om ons medeleven te tonen.
Maar misschien gaat het ook niet om de woorden, misschien gaat het alleen maar om uiting te geven aan begrip voor het leed van een ander. Dat we als mens de mogelijkheid hebben om ons in een ander te verplaatsen. Dat we ons voorstellen hoe het zou zijn als het ons treft.
En in dat leed is iedereen gelijk. Is een prins een man als ieder ander, is prinses Beatrix gewoon een moeder, die haar zoon verliest en moeten Mabel en haar kinderen verder zonder echtgenoot en vader.
Eigenlijk weet ik niet precies, waarom ik uiteindelijk het register niet tekende.
Was het, omdat ik de goede woorden niet kon vinden?
Of was het omdat er nooit registers liggen van ‘gewone’ mensen?